Mariska komt met hangende schouders binnen. Uit alles blijkt dat ze geen zin heeft. Het zijn haar ouders die vinden dat ze begeleiding nodig heeft. Want ze is vaak boos. En als ze boos is, is ze écht boos. Thuis, op school, overal eigenlijk.
Uitgelokt of licht ontvlambaar?
Mariska vindt het niet eerlijk dat ze hier zit. Ze vindt zoveel niet eerlijk. Andere kinderen vindt ze maar irritant: ze zijn zo vaak niet oprecht. Bovendien lokken ze haar voortdurend uit, vindt ze.
Voor haar omgeving is het duidelijk: Mariska is ontzettend licht ontvlambaar. Er hoeft maar iets te zijn en ze ontploft. Vaak is voor de ander niet eens duidelijk wat er aan de hand is. Haar ouders vinden dat ze hiermee moet leren omgaan. Maar Mariska vindt dat anderen zich anders moeten gedragen. Ze voelt zich niet begrepen.
Dan komt haar verhaal
Met zichtbare tegenzin pakt ze een puzzel van de tafel en richt haar aandacht daarop. Toch lukt het me om met haar aan de slag te gaan. Het is nu haar verhaal waar het om draait. Niet wat een ander vindt, maar wat zij vindt. Uiteindelijk vertelt ze dat er op het plein altijd gepest wordt, en dat zij dan steeds de schuld krijgt.
Ik luister en knik, beaam dat dit niet fijn is. Tranen komen bij haar op. Ik herhaal letterlijk haar woorden: dat er altijd gepest wordt en hoe erg dat wel niet is. Ze kijkt me aan en laat weten dat het niet altijd is. Zo verder redenerend vindt ze dat er inderdaad wel eens gepest wordt, maar niet dagelijks. Helemaal zelf komt ze tot de conclusie dat het eigenlijk wel mee valt.
Overdrijven als strategie
Het is niet de eerste keer dat ik meemaak dat een kind zelf tot deze conclusie komt. En ach, eigenlijk herken ik dit ook wel bij mezelf. Ik vertrouw haar dat toe en vraag wanneer zij begonnen is met dingen en gebeurtenissen groter te maken dan ze eigenlijk zijn.
“Als je klein bent en je vertelt dingen gewoon zoals ze zijn, wordt er niet echt geluisterd. Maar als je ze groter maakt, luisteren ze wel. Dan heb je alle aandacht. Als je slachtoffer bent, gaan ze naast je staan. Je moet alleen wel zorgen dat je niet de schuld krijgt, want dan kom je juist alleen te staan.”
“En hoe is dat nu?” vraag ik haar. Ze antwoordt: “Het werkt niet meer. En nu ben ik de pineut. Ik weet niet meer hoe het anders moet.”
Een werkende strategie
Samen gaan we bekijken wat wél goed werkt, zodat ze niet meer de pineut hoeft te zijn. Daarbij richten we ons vooral wat ze daar zelf aan kan doen. Ik zie haar houding veranderen: tegenover me zie ik nu een meisje dat rechtop zit, met het hoofd omhoog en een blij gezicht. Als ik dat uitspreek, zegt ze: “Ja, ik ben opgelucht! Nu weet ik hoe het zit en wat ik zelf kan doen. Het is eigenlijk net als bij het oplossen van een puzzel: Als je de juiste strategie maar kent, heb je al twee derde opgelost. De rest is een kwestie van oefenen.”
En dat doet ze. Door de inzichten die ze gekregen heeft, weet ze waar haar boosheid vandaan komt. Ze voelt de boosheid eerder aankomen. En kan er nu voor kiezen om anders met haar frustraties om te gaan. Daardoor heeft ze nu meer grip op haar emoties. Haar boosheid komt minder voor en als ze boos is, is dat minder explosief. Daarbij heeft ze volwassenen nodig die blijven aanmoedigen en haar de tijd geven om te oefenen.
En dat allemaal doordat Mariska haar verhaal met me wilde delen…