“Niets is wat het lijkt.” We zeggen het zo makkelijk, maar wat doen we er nou echt mee?
Ik kan zo gefrustreerd raken van de overtuigingen die bij leerkrachten en schoolleiders leven over hoogbegaafdheid. Lees je literatuur, luister naar verhalen van ouders en kinderen, denk ik dan. En toch. Wie was ik zelf toen ik nog geen opleidingen had gevolgd en nog niet al die verhalen van de kinderen had gehoord?
Goede intenties, en toch…
Toch was mijn intentie ook toen al doen wat goed was voor de kinderen. Wat kan het nu soms pijnlijk zijn als ik terugdenk aan toen ik voor de klas stond. Wat zou ik veel dingen achteraf anders gedaan hebben. Ook ik kon te snel conclusies trekken en oordelen. Wat heb ik daarmee soms kinderen in een hoek gezet.
Mijn gespecialiseerde studies hebben veel veranderd. Maar vooral alle verhalen van de kinderen hebben mij aan het denken gezet. Ze houden me elke keer weer een spiegel voor. Ook thuis, waar ik drie meiden had die vastliepen in het onderwijs. Wat kwam ik ook mijzelf als moeder tegen. Want als moeder kon ik er ook wat van, ook al dacht ik dat ik deed wat goed was voor mijn kind.
Allemaal positieve intenties dus. En toch…
Verborgen verlangen in de weerstand
Het zijn de verhalen van kinderen die mijn ogen geopend hebben. In hun weerstand zit een verlangen verborgen. Een verlangen dat we allemaal kennen: het verlangen om gelukkig te zijn. Om de balans te vinden tussen wat moet en zelf de regie hebben over wat er gebeurt.
Geen enkel verhaal is hetzelfde en zo leer ik elke keer weer bij. Bijvoorbeeld van het verhaal van Bas. Bas deed niets meer in de klas, echt niets meer. Zijn juffen en intern begeleider hadden wel cursussen gevolgd over hoogbegaafdheid, maar wat konden ze nu concreet doen?
Bas had zoveel weerstand, dat hij overging tot fysieke confrontaties met de leerkrachten. Zijn leerkrachten voelden zich machteloos en wilden alles doen om dit te stoppen. Zo kreeg Bas steeds minder werk te doen, mocht hij het werk maken op de gang of in de stilteruimte en kreeg hij een beloning als hij werk af had. Maar niets hielp. Er kwamen geen resultaten, terwijl de leerkrachten wel overtuigd waren van zijn kunnen.
Van gesprek naar actieplan
Samen met Bas heb ik gekeken wat hem ervan weerhoudt om zijn werk te maken. Toen deed Bas een paar opvallende uitspraken, zoals: “Ik gebruik mijn boosheid om mijn zin te krijgen. Anderen regelen dan wel dat ik minder werk hoef te doen.”
Hoe was hij tot deze uitspraken gekomen?
Bas liet na mijn interventie thuis weten dat hij van zijn boosheid af wil en dat hij gelukkig wil zijn. “Ik zie de wolk van vrede voor mij, alleen zit er een grijze wolk voor met bliksem.”
“In groep twee moest ik een boerderij maken, dat werkje vond ik zo stom. Ik wilde het niet maken. Ik werd toen heel boos. Ik ben in mijn boosheid blijven hangen.”
Bas wilde dus wel, maar wist niet hoe hij van zijn boosheid af moest komen. Ook wist hij niet hoe hij ervoor kon zorgen dat hij op school meer interessant werk zou krijgen.
Wat verhalen ons opleveren
Bas is nu op de goede weg. Hij zet zich weer in op school en het lukt hem om zijn boosheid niet meer fysiek te uiten naar zijn leerkrachten. Het allerbelangrijkste is, dat hij zijn verhaal is gaan delen. Maar daar heeft hij wel volwassenen bij nodig. Volwassenen die luisteren, zijn verhaal serieus nemen en samen met hem kijken hoe hij ervoor kan zorgen dat hij weer plezier kan beleven op school.
En ik?
Ik neem deze verhalen mee in mijn begeleiding van ouders en leerkrachten. Het is belangrijk dat we blijven leren en onze kennis combineren met verhalen uit de praktijk. Als je alleen maar uitgaat van theoretische kennis en je eigen conclusies, zou je de plank wel eens heel erg mis kunnen slaan.
Want niets is wat het lijkt…